Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood 2020 mist ambitie
februari 25, 2016
Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood 2020 mist ambitie
Met zeer veel belangstelling heeft de BMF kennis genomen van de Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood 2020, een Uitvoeringsagenda die gestoeld is op de ambitie om de slimste, duurzaamste en economisch meest robuuste agrofoodregio van Europa te worden. Die ambitie komt in het document echter onvoldoende terug.
Al lezende komen wij vele termen tegen die wij waardevol achten: ‘sluiten kringlopen’, ‘aandacht bodem’, ‘agrofoodpluim’, ‘samenwerken’, ‘transitie’, ‘circulair’, ‘gezondheid’, etc. Deze termen worden vooral gebruikt om ondernemers te stimuleren, meerdere partijen aan elkaar te verbinden, toegevoegde waarde te creëren en ketenpartijen samen verantwoordelijkheid te laten nemen. Dit alles om de problemen die samenhangen met het huidige dominante landbouwmodel op te gaan lossen. Het huidige dominante landbouwmodel is een vraagstuk dat met de dag urgenter wordt en dat dus echt om doorbraken vraagt.
Een dergelijke doorbraak en de daarbij behorende agenda is terug te vinden in het laatste rapport van de WRR met de titel ‘Naar een voedselbeleid’. Dit is een rapport waaruit ook voor Brabant een voedselagenda kan worden gedestilleerd die onzes inziens een andere richting aangeeft dan de hoofdrichting van de voorliggende agrofoodagenda.
Ondanks een aantal mooie aanbevelingen en ontwikkellijnen wordt de echte systeemverandering die wat de BMF betreft noodzakelijk is in de Uitvoeringsagenda, niet echt opgepakt. Teveel wordt er gedacht vanuit het bestaande systeem en, via een aantal systeemaanpassingen zoals het terugdringen van de overlast, naar deeloplossingen gezocht. Hoe noodzakelijk het terugdringen van de overlast op zich ook is, het brengt ons niet de hoogstnoodzakelijke systeemverandering die dringend gewenst is. Termen als een emissieloze landbouw duiden op een verdere doorontwikkeling van het huidige industriële model, een model dat ons de afgelopen decennia heeft gebracht tot waar we nu staan. Verdere doorontwikkeling daarvan achten wij, mede gezien de al reeds geruime tijd durende crisis in de veehouderij en de daarbij behorende problemen op het fysieke en humane terrein, ongewenst. Uiteraard is de tijdshorizon te beperkt om een dergelijke ambitie in die korte tijd te verwezenlijken. Echter, het volledig ontbreken van het ontwikkelen van verdienmodellen voor bijvoorbeeld een agro-ecologische bedrijfsvoering als alternatief voor stoppende intensieve veehouderijen geeft te denken. Aandacht voor de bodem is noodzakelijk maar nergens wordt duidelijk welke bedrijfsmodellen daarvoor geschikt zijn. Een duurzame bodem is het resultaat van een duurzame bedrijfsvoering en dat is niet noodzakelijkerwijs de economisch best presterende. Daarvoor zijn de tijdsschalen van het bedrijfseconomische en het bodemkundige model te verschillend. Meer aandacht hiervoor is wat de BMF betreft dringend gewenst.
Een ander aandachtspunt dat onvoldoende wordt geadresseerd is de aanpak van het klimaatvraagstuk. Welke bijdrage kan en moet het agrofoodcluster leveren om de, door het huidige landbouwsysteem veroorzaakte, klimaatschade te minimaliseren en welke systeemveranderingen zijn daarvoor nodig? Mestverwerking en mestraffinage leveren daaraan per saldo naar onze mening geen significante bijdrage. Een agenda in de richting van een minstens klimaatneutrale landbouw mag wat ons betreft niet ontbreken en moet integraal onderdeel uitmaken van deze Uitvoeringsagenda.
Tot slot geven wij ter overweging om aan de netwerkorganisatie ook partijen toe te voegen die geen economische belangen hebben in de sector. Als je echte integratie en transitie noodzakelijk acht horen daar ook partijen bij die niet vanuit de bestaande economische kaders denken maar nadrukkelijk andere belangen en kaders inbrengen conform het principe van de ‘people, profit en planet’-benadering.