Ook in Nederland dramatische afname insecten
mei 28, 2018
Ook in Nederland dramatische afname insecten
Wetenschappelijk onderzoek in opdracht van Natuurmonumenten toont aan dat ook in Nederland het aantal insecten dramatisch afneemt. Op basis van metingen en analyses over de afgelopen decennia blijken afnamen van 54% (nachtvlinders) tot zelfs 72% (loopkevers) in natuurgebieden. Daarmee laten deze groepen insecten net als in recente Duitse, Franse, Engelse en Nederlandse onderzoeken een dramatische achteruitgang zien. En dat is erg: het is een grote aanslag op de kringloop van het leven.
Natuurmonumenten gaf wetenschappers van de Radboud Universiteit en EIS (het Kenniscentrum Insecten) opdracht om insectentrends in Nederland te onderzoeken. Twee langlopende studies naar insectenpopulaties in natuurgebieden kwamen in aanmerking voor analyse: ‘De Kaaistoep’ en ‘Wijster’. Uit een analyse van deze twee studies blijkt dat het aantal loopkevers dat geteld is bij Wijster (natuurgebieden Drenthe) in de afgelopen 22 jaar kelderde met 72%. Het aantal nachtvlinders in De Kaaistoep (een natuurgebied van 450 ha net ten westen van Tilburg. Hier doet de KNNV afdeling Tilburg al sinds 1995 onderzoek naar insecten) nam in 20 jaar af met 54%. Deze twee insectengroepen bevatten in totaal zo’n 1100 soorten, ongeveer 6% van alle in Nederland voorkomende insectensoorten.
Onderzoek stapelt zich op
De resultaten zijn veelzeggend omdat de studies totaal verschillende onderzoeksmethoden hanteerden, maar wel beide een sterk dalende trend laten zien. Marc van den Tweel, directeur Natuurmonumenten: “Daarmee zijn de resultaten in lijn met het Duitse onderzoek dat eind 2017 verscheen en waaruit bleek dat 76% van de insecten in de afgelopen 27 jaar is verdwenen. Het aantal onderzoeken met onheilspellende berichtgeving stapelt zich in hoog tempo op. Van de 47 gemeten vlindersoorten in Nederland neemt de helft sinds 1992 af. Een Frans onderzoek toonde aan dat vogelpopulaties met gemiddeld 33% zijn afgenomen sinds 2000. Oorzaak: er zijn niet genoeg insecten om ze te voeden.
Afname bij alle insectengroepen
In de twee Nederlandse studies zijn ook andere insectengroepen uitgebreid geanalyseerd. Naast de nachtvlinders en de loopkevers laten ook deze groepen een zorgwekkende achteruitgang zien. Het gaat dan om afnamepercentages van 64% in 20 jaar (kevers bij De Kaaistoep) en 62% in 10 jaar (kokerjuffers bij Kaaistoep). Alleen de groep wantsen lijkt stabiel te blijven. De wetenschappers concluderen dat berekend over een periode van 27 jaar zo’n twee-derde van het aantal individuen van de onderzochte insectengroepen verdwenen is.
NB1 De sterke achteruitgang van de haften wordt grotendeels bepaald door een relatief hoge waarde in 2006, het eerste jaar van waarneming. Zonder dit jaar is er geen negatieve trend waarneembaar, de tijdreeks (8 jaar) is dan ook vrij kort. Hierdoor is de vermelde achteruitgang van de haften niet robuust en statistisch onbetrouwbaar.
NB 2 De trend bij gaasvliegen is statistisch onbetrouwbaar, meer schommeling.
NB3 De loopkevers in Drenthe laten vanaf 1995 een keldering zien. In de periode 1985-1995 nam de populatie amper af, maar vanaf 1995 tot nu zagen we een afname van 72%.
Oorzaak
Recentelijk stuurde Minister Schouten een rapport aan de Tweede Kamer waarin de Nederlandse situatie rondom insecten wordt beschreven. In het rapport staat dat ‘de langetermijnafname van insectenpopulaties in Nederland mogelijk kan worden verklaard door factoren die met ontwikkelingen in de landbouw samenhangen.’ Het gaat dan om intensivering van het agrarisch landgebruik, gebruik van meer stikstof en fosfaat en gebruik van meer gewasbeschermingsmiddelen. Ook versnippering van natuurlijke leefgebieden dragen mogelijk bij aan de afname.
Ecologische basis wankelt
In het rapport staat ook dat het Duitse onderzoek robuust is uitgevoerd en dat de beschikbare data over insecten in Nederland nog schaars zijn. Enkele datasets komen vanwege hun hoge kwaliteit in aanmerking voor vervolgonderzoek. De Kaaistoep en Wijster horen bij die groep vanwege hun omvang en nauwkeurigheid. Van den Tweel: “Natuurmonumenten heeft na het verschijnen van het Duitse onderzoek opdracht gegeven aan onderzoekers om de analyses versneld uit te voeren, zodat we ook in Nederland meer duidelijkheid krijgen, want Nederlandse gegevens over insectentrends blijken schaars. We onderschrijven dan ook de oproep van wetenschappers om een landelijk meetnet voor insecten op te zetten, zodat we een breder en completer beeld krijgen, ook over mogelijke oorzaken en langetermijntrends. De resultaten uit dit onderzoek onderstrepen in ieder geval hoe groot en serieus het probleem in ons land is. Als je je realiseert dat dit onderzoek in natuurgebieden is uitgevoerd – dus niet op landbouw- industriegrond of in bebouwing -, kun je alleen maar vrezen hoe het ervoor staat in de rest van ons land. Onze leefomgeving, onze ecologische basis stort in.”
Tijd voor actie
Van den Tweel: “De landbouw is een van de belangrijkste beheerders van ons buitengebied. Hun bedrijfsvoering raakt direct aan de natuur; planten, dieren, bodem en water. Tegelijkertijd is in geen enkel Europees land sprake van zo’n intensief gebruik van gewasbeschermingsmiddelen als in Nederland. Dat moet anders, we moeten toe naar minder chemie, meer biologie en meer innovatie. Bulkproductie gericht op de wereldmarkt heeft in ons kleine land op termijn gewoon geen toekomst. De toekomst van onze boeren zit hem in het leveren van kwaliteitsproducten voor ons land en de ons omringende landen. Daarmee is een goede boterham te verdienen voor Nederlandse familiebedrijven. Hierbij hoort een natuurinclusieve vorm van landbouw die ook op de lange termijn kan voortbestaan: door simpelweg meer ruimte maken voor natuur in landbouwgebieden.”
Natuurmonumenten werkt met boeren, wetenschappers, banken en bedrijven aan een nationaal Deltaplan biodiversiteitsherstel. Van den Tweel: “De ambitie van dat plan is hoog; en dat kan ook niet anders als we het tij willen keren. Een gezonde landbouw betekent ook dat boeren die werken mét de natuur een eerlijke prijs voor hun product behoren te krijgen. En dat betekent dat we anders met ons land, ons landschap en onze landbouw moeten omgaan.”