Mestfraude eindelijk op landelijke agenda
juni 28, 2017
Mestfraude eindelijk op landelijke agenda
Op 22 juni organiseerde de Tweede Kamer een hoorzitting over mestfraude. De Brabantse Milieufederatie was uitgenodigd om daar haar visie op te komen geven. Hieronder staat de integrale tekst die door de BMF is uitgesproken.
De Brabantse Milieufederatie is blij dat dit onderdeel van het veehouderijdossier eindelijk de aandacht krijgt van de Haagse politiek die het verdient. Al decennia lang ervaren wij vrijwel dagelijks de negatieve gevolgen van een veehouderij die ver buiten de grenzen van een fatsoenlijke milieugebruiksruimte opereert. Mestfraude is daar een pregnant voorbeeld van en eentje die buitengewoon negatieve gevolgen heeft voor grond- en oppervlaktewater, bodem, flora en fauna. Daarbij mag ook volksgezondheid en een fatsoenlijk woon- en leefklimaat voor omwonenden niet vergeten worden. Ook al decennia proberen natuur- en burgerorganisaties deze problematiek op de politieke agenda te krijgen, tot op heden met weinig succes. Hopelijk brengt deze hoorzitting daar verandering in.
Het PBL heeft in haar evaluatie van de meststoffenwet haar zorgen uitgesproken over wat zij noemt: de overbenutting van mest in het zuidelijk zandgebied. Een overbemesting (want dat is waar we het hier over hebben) die tot gevolg heeft dat op termijn drinkwaterbronnen gevaar lopen, KRW-normen niet kunnen worden gehaald, realisatie N2000-doelen gefrustreerd worden, woon- en leefklimaat ernstig onder druk staan et cetera. Een litanie van ellende. Navrant daarbij is je te realiseren dat de sector zelf een belangrijke rol heeft gehad in het opstellen van de mestwetgeving maar dat ondanks die directe betrokkenheid het nakomen van wettelijke afspraken niet op groot enthousiasme binnen de sector kan rekenen. Hier is een parallel te trekken met de toezegging om het fosfaatplafond binnen de melkveehouderij te respecteren. Ook daarvan kwam weinig terecht.
Temeer is dat kwalijk omdat in de wet staat dat mest waarvoor geen afzet is, niet geproduceerd mag worden. Niemand die daar ook maar enige aandacht aan schenkt, individuele boeren niet, de sector niet, maar ook de overheid niet. Handhaving is ook in dit geval volstrekt onvoldoende. Wellicht ook goed om in herinnering te roepen de belofte die in 2013 door LTO aan de toenmalige staatssecretaris van EZ is gedaan om in 2015 alle overtollige mest op een verantwoorde manier te verwerken. Dit om te voorkomen dat er toen werd ingegrepen in de omvang van de veestapel. Ook van deze belofte is niets terecht gekomen. Een spoor van gebroken beloftes tekent zich af van een sector die zijn afspraken niet nakomt en daarvoor niet door de politiek of rechter ter verantwoording wordt geroepen. Namens wie spreekt die sector dan als afspraken worden gemaakt die structureel niet worden nagekomen?
Nu is de wet- en regelgeving ook buitengewoon complex geworden. Die complexiteit vindt mede zijn oorzaak in de weigering van de sector en grote delen van de politiek om grenzen te stellen aan de omvang van de veestapel. Dus vlucht men in knip- en plakwerk, wishfull thinking en wegkijken. Dat alles om maximale (vergunnings)ruimte voor de sector te realiseren (zie de PAS).
Er is echter wel degelijk een oplossing die er voor zorgt dat de boeren die wel netjes aan hun verplichtingen voldoen – want die zijn er gelukkig ook – niet op achterstand komen te staan ten opzichte van collega’s die een wat rekbaardere moraal hebben. Dat is een oplossing waarbij handhaving erg simpel te regelen is, fraude vrijwel wordt uitgebannen en die erg kostenefficiënt, robuust en eerlijk is. De technische commissie bodem heeft in een van haar rapportages daarvoor al belangwekkende voorstellen gedaan.
Breng de omvang van de Nederlandse veestapel in evenwicht met de hoeveelheid mest die de in gebruik zijnde cultuurgrond duurzaam op kan nemen luidde het advies.
In simpel Nederlands, maak de Nederlandse veehouderij grondgebonden. Ik wil u adviseren om daarvoor een periode van maximaal 10 jaar te nemen. Die grondgebondenheid dient overigens wel te gelden voor alle soorten vee. Hoe paradoxaal dat moge klinken, het zou ook voor de boeren en het klimaat een zegen zijn. De huidige ratrace kost onnodig veel boeren nu al de kop en het kan toch niet zo zijn dat fraude een van de verdienmodellen van de veehouderij moet zijn. Een andere aanvullende optie is ook om zo snel mogelijk de systemen met drijfmest uit te faseren en over te gaan op systemen die vaste mest produceren, bijvoorbeeld het potstalsysteem. Daarmee is een drastische reductie van de uitstoot van ammoniak mogelijk en wordt de stankoverlast voor de omgeving teruggedrongen. Bijkomend voordeel is dat vaste mest positief werkt op het organische stof gehalte in de bodem en de daarmee samenhangende bodemvruchtbaarheid.
Het is wellicht goed om u te realiseren dat 60% van de mest in Brabant overschot is! Mestverwerking gaat dit probleem niet oplossen. Er is al ruim 30 jaar geen verdienmodel en alleen met subsidie (zie Promest en SDE in melkveehouderij) worden er installaties opgericht. De zogenaamde groene kunstmest waarop men nu alle hoop heeft gevestigd maakt het stikstofprobleem dat Nederland nu al heeft dan met de huidige veestapel vrijwel helemaal onoplosbaar.
De crux hiervan is dat wordt uitgegaan van indikken van mest via vergisting, export van fosfaat en alhier de stikstof en kalium via de dunne fractie als meststof aanwenden, over het land uitspreiden. Dat alles onder het motto dat we dan geen kunstmest meer nodig hebben. Was het maar zo simpel. De stikstof/kalium-verhouding luistert erg nauw en die zit niet in de juiste verhouding in de natte fractie. Gevolg daarvan is dat de meeste stikstof uit zal spoelen mede doordat de korte koolstofketens door het vergistingsproces zijn afgebroken terwijl juist deze nodig zijn bij het kiemen van het gewas. Wat dat voor het stikstofprobleem in het grond- en oppervlaktewater impliceert, laat zich raden, om van de Noordzee nog maar te zwijgen! Tot slot wordt de kunstmest die hier theoretisch wordt uitgespaard door de ontvangende boer in het buitenland weer aan het fosfaat toegevoegd. Het gaat namelijk om de verhoudingen tussen de meststoffen. Er vindt dus helemaal geen besparing van kunstmest plaats, deze wordt slechts op een andere plaats gebruikt!
Grenzen wil de overheid tot op heden niet stellen en zij zet al haar kaarten op technische oplossingen die de afgelopen decennia onvoldoende resultaat hebben gehad. Als er dan al een oplossing met bijvoorbeeld luchtwassers werd gevonden, dan werd de ruimte die daardoor ontstond onmiddellijk met meer dieren opgevuld. Overigens, ook met die luchtwassers waren en zijn er grote problemen op het gebied van handhaving, blijkens onderzoeken die er in de provincie Noord-Brabant hebben plaatsgevonden. Dweilen met de kraan open, noemen we dat in simpel Nederlands. Voeg daarbij een volstrekt ontoereikende handhaving en niemand kan verrast zijn door de omvang van de fraude die al langere tijd wordt geconstateerd.
Er is niks mis met het stellen van grenzen in naam van het algemeen belang. Grenzen die de afgelopen decennia opzichtig door sector en politiek in weerwil van alle beloftes zijn genegeerd. Natuur, bodem, grond- en oppervlaktewater, leef- en omgevingskwaliteit en de gezondheid van ons en onze kinderen zijn hierbij het kind van de rekening, evenals de huidige grondgebonden boeren. Het wordt de hoogste tijd dat de overheid als hoeder van het algemeen belang haar taak serieus neemt. Stop de mestfraude en maak de Nederlandse veehouderij grondgebonden!