BMF: overheid aan zet na nieuwe fraude in veesector
januari 23, 2018
BMF: overheid aan zet na nieuwe fraude in veesector
De vandaag aan het licht gekomen fraude in de melkveehouderij laat opnieuw zien dat er voor de huidige, intensieve veehouderij geen toekomst meer is. BMF-directeur Selçuk Akinci: ‘Frauderende boeren pikken de gebruiksruimte in van boeren die wel met respect voor de natuur en de omgeving produceren. De overheid moet nu eindelijk actie ondernemen om definitief een einde te maken aan dit gesjoemel ten koste van natuur, milieu en volksgezondheid.’
Vandaag werd bekend dat melkveehouders zich op grote schaal schuldig maken aan gesjoemel met registratie van pasgeboren kalfjes. Op bijna de helft van de onderzochte bedrijven is fraude aangetoond. Door de fraude zijn enkele honderdduizenden kilo’s extra fosfaat in het milieu terecht gekomen.
Eerder werd bekend dat de sector op grote schaal rommelt met de mestboekhoudingen, waardoor miljoenen kilo’s mest illegaal in het milieu terecht komen. Het ministerie van Economische Zaken bleek al anderhalf jaar te weten van deze mestfraude, maar hield dit onder de pet. De BMF pleitte toen voor een keiharde aanpak van de mestfraude, maar in plaats daarvan mocht de sector zelf met een kwaliteitskeurmerk komen. Met de vandaag aan het licht gekomen fraude blijkt echter opnieuw dat het zelfreinigend vermogen van de sector alleen onvoldoende werkt.
Nu lijkt het minister Schouten echter menens. Ze heeft aangekondigd de frauderende boeren samen met het OM te willen aanpakken. Wat de BMF betreft is dat de eerste stap in de richting van een schone sector. De overheid is aan zet om te zorgen voor goede handhaving van wet- en regelgeving ter bescherming van kwetsbare waarden als natuur, milieu en volksgezondheid. Akinci: ‘We moeten investeren in een extensieve, grondgebonden veehouderij, waarin de koeien buiten lopen en niet meer mest produceren dan de Brabantse bodem aankan. Alleen op die manier bouwen we aan een eerlijke en toekomstgerichte veehouderij met draagvlak in de samenleving.’