Agroforestry, agrobosbouw of voedselbos?

mei 14, 2019

Agroforestry, agrobosbouw of voedselbos?

Foto: Hélène Heijs – Van der Vlist

Er is nog weleens verwarring over de definities van agroforestry (in het Nederlands: agrobosbouw), voedselbossen, bostuin, forest farm, boslandbouw, pluktuin, voederbos, etc. Om deze verwarring de wereld uit te helpen geven we hier in het kort wat uitleg: wat is nu agrobosbouw en wat is nu een voedselbos?

Agrobosbouw vormt een paraplu waar alle hierboven genoemde termen onder behoren. Agrobosbouw wordt volgens de FAO gedefinieerd als: “een brede categorie van, of een collectieve naam voor, landgebruikssystemen waarin meerjarige houtige gewassen (bomen en struiken) bewust worden gecombineerd met (éénjarige) landbouwgewassen en/of -dieren, in ruimte of tijd, dan wel in beide.” Elk landgebruiksysteem dat bewust meerjarige houtige gewassen (bomen en struiken) en (éénjarige) landbouwgewassen en/of -dieren mixt is dus agroforestry of agrobosbouw, en daar vallen voedselbossen onder. Voedselbossen zijn dus een vorm van agrobosbouw.

Vier groepen agrobosbouw
Op grond van ruimtelijke structuur is  agrobosbouw onderverdeeld in vier groepen. In 2017 hebben diverse overheden en vele andere betrokken partijen, waaronder de Natuur- en Milieufederaties een Green Deal Voedselbossen afgesloten. De Green Deal Voedselbossen maakt gebruik van de USDA-terminologie voor agrobosbouw (USDA = United States Department of Agriculture), met enkele aanpassingen. De Green Deal Voedselbossen maakt het volgende onderscheid:

  • Rijenteelt: rijen bomen in een akker
  • Bosweides: grazend vee op gronden waarop ook bomen groeien
  • Oeverstroken: lijnvormige beplantingen langs terrassen en watergangen
  • Voedselbossen: hoog diverse ecosystemen met de gelaagde structuur en diverse functies van een natuurlijk bos

De eerste drie categorieën komen overeen met de USDA-terminologie, alleen wordt rijenteelt daar agrobosakkers genoemd. Oeverstroken zijn klimaatbuffers. Hieronder valt ook bijvoorbeeld beplanting die dient als windbreker, of om erosie te voorkomen. De laatste groep is volgens Green Deals Voedselbossen dus ‘voedselbossen’ terwijl de USDA-terminologie het boslandbouw noemt. Daar ontstaat verwarring. In feite zijn voedselbossen een vorm van boslandbouw.

Verschil tussen boslandbouw en voedselbossen
Boslandbouw houdt in dat er naast de productie van hout en andere biomassa ook fruit, noten, paddestoelen en kruiden en dergelijke geteeld worden in open bossen en bosranden. Maar wat is dan het verschil tussen boslandbouw en voedselbossen?

Voedselbossen zijn een specifieke vorm van boslandbouw, net als bostuinen of forest farms of pluktuinen dat zijn. Het verschil zit hem in het ontwerp. Dat wordt duidelijk als je kijkt naar de uitgebreide definitie van Green Deals Voedselbossen: “een voedselbos is een door de mensen ontworpen vitaal ecosysteem, met als doel voedselproductie. De basis is de hoge kruinlaag van bomen, en daarnaast zijn er nog minstens drie andere vegetatielagen (lagere bomen, struiken, kruiden, bodembedekkers, klimplanten, ondergrondse gewassen). Er is een rijk bodemleven en het voedselbos heeft een omvang van minimaal 0,5 hectare. Voldoet het ecosysteem niet aan deze eisen dan is het geen voedselbos, maar zal het bijvoorbeeld de term bostuin of pluktuin krijgen.”

Voedselbossen zijn een mooi voorbeeld van permacultuur. Permacultuur streeft naar samenwerking tussen de mens en haar omliggende natuur, gericht op een harmonisch voortbestaan van beide.

Over de schrijfster van dit stuk
Peggy is tweedejaars masterstudent Forest & Nature Conservation aan de universiteit in Wageningen (WUR). Daarvoor studeerde ze Bos- en natuurbeheer aan hogeschool Van Hall Larenstein in Velp, met als specialisatie tropische bosbouw. Peggy is in januari begonnen aan haar stage bij de BMF en FoodUp!, ter afsluiting van haar studie en is nu bijna klaar.

Wat heb je precies uitgezocht?
“De afgelopen jaren hebben BMF en FoodUp! in totaal 175 voedselboswachters opgeleid. Ik heb uitgezocht hoe deze mensen een vervolg hebben gegeven aan deze cursus. Of ze zelf een voedselbos hebben of ermee actief zijn, waarom wel of niet, waar ze tegenaan lopen. En ook wat ze mogelijk hebben gemist tijdens de cursus. Dit om te kijken wat het effect is geweest en of de cursus nog beter kan.”
Hoe heb je dat onderzocht?
“Ter verkenning heb ik diepte-interviews met enkele random geselecteerde oud-deelnemers gehouden. Daarna heb ik een enquête gehouden onder alle oud-cursisten.”
Kun je al iets zeggen over de resultaten?
“Ik ben nu met de uitwerking bezig. Over twee weken kan ik daar meer over vertellen.”
Wat is jouw ervaring met voedselbossen?
“Ik kende het systeem eigenlijk alleen uit de tropen. Voor mijn bachelorstage ben ik in Indonesië geweest, voor mijn masterscriptie in Ghana en Burkina. In Indonesië leven mensen veel meer van hun eigen tuin. Het is er ook heel nat, alles groeit weelderig, en het is heel soortenrijk. Met de soorten planten, struiken en bomen die van nature in Nederland of West-Europa voorkomen, kun je in Nederland geen voedselbos opbouwen; daarvoor is de diversiteit niet groot genoeg. Een Nederlands voedselbos heeft exoten nodig, terwijl in het Nederlandse bos- en natuurbeheer inlandse soorten juist voorrang krijgen. In West-Afrika gaat het systeem van agroforestry al vele generaties mee. Het is doodnormaal om bepaalde bomen op je landbouwgrond te hebben. Bekendste voorbeeld in Ghana is bijvoorbeeld de karitéboom, waar de karitéboter van wordt gemaakt, een belangrijk exportproduct voor cosmetica. Of de dawadawa boom (Parkia biglobosa). In de lange peulen zitten zaden die tot poeder worden gestampt en in de saus gaan. Dat is best lekker. Rond de zaden in de peulen zit nog iets poederachtigs, zoetigs, heel eiwit- en vetrijk, maar dat vond ik niet lekker. Maar ook hier is de diversiteit enorm. De veertig boeren die ik interviewde noemden bij elkaar 76 soorten bomen die ze met een reden op hun land hadden staan.”

Tags: