14 meestgestelde vragen over natuur en landschap
januari 22, 2024
De 14 meestgestelde vragen over Natuur en Landschap
De Brabantse Milieufederatie ondersteunt aangesloten organisaties, overheden en burgers op het gebied van natuur, landschap en biodiversiteit. Op zoek naar antwoorden of advies? Hieronder worden de veertien meestgestelde vragen over natuur en landschap in het algemeen beantwoord.
Voor het laatst geüpdatet op 18 januari 2024
- 1. Waar vind ik verspreidingsgegevens over flora en fauna?
Hieronder wordt een overzicht gegeven van websites die gebruikt kunnen worden voor het vinden van verspreidingsgegevens.
- De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) is een natuurdatabank die natuurgegevens in Nederland beschikbaar stelt. Meer informatie over het gebruik van de databank vind je hier.
- Stichting Floristisch Onderzoek Nederland FLORON zet zich in voor bescherming en onderzoek naar de Nederlandse flora. In de NDFF Verspreidingsatlas wordt een beeld gegeven van de actuele verspreiding van wilde planten.
- De Zoogdiervereniging geeft soorteninformatie over zoogdieren en heeft beschikking tot de verspreidingsgegevens van alle zoogdiersoorten in Nederland. Deze gegevens vind je hier.
- Het belangrijkste doel van Vogelonderzoek Nederland (Sovon) is de verspreiding en de aantallen van alle vogels in Nederland te bepalen en in kaart te brengen. De verspreidingsgegevens zijn te vinden op de website van Sovon.
- De Vlinderstichting beschikt over soorteninformatie van vlinders en van libellen.
- Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland (RAVON) heeft uitgebreide verspreidingsgegevens over alle soorten reptielen, amfibieën en vissen in Nederland.
- Stichting ANEMOON is een organisatie die zich inzet voor bescherming van en onderzoek doet naar de mariene flora en fauna in Nederland en naar weekdieren die onder de Europese Habitatrichtlijn vallen. Soorteninformatie en verspreidingsgegevens vind je hier.
- Kennisnetwerk Invasieve Exoten is een ondersteuning voor terreinbeheerders, grondeigenaren en overheden met vragen over bestrijding, beheersing en preventie van invasieve exoten. Kennisnetwerk Invasieve Exoten heeft per soort uitgebreide informatie ter beschikking.
Naast bovenstaande websites bestaan ook mobiele apps die een hulpmiddel zijn om flora en fauna te identificeren. Hieronder worden voorbeelden gegeven van dergelijke apps.
- PlantNet is een app die als hulpmiddel dient om planten te identificeren.
- Merlin Bird ID is een app die je helpt vogels te identificeren die je hoort of ziet.
- ObsIdentify is een app die helpt om planten, insecten en dieren in Noordwest-Europa te identificeren.
- Met de app iNaturalist kunnen planten en dieren worden geïdentificeerd.
- 2. Waar kan ik vinden of een gebied een status heeft als 'Natuurnetwerk Brabant'?
Welke gebieden de status Natuurnetwerk Brabant hebben, kun je hier terugvinden. Het doel is om alle natuurgebieden in het netwerk met elkaar verbonden te hebben in 2027.
- 3. Hoe wordt de natuur juridisch beschermd?
Juridisch gesproken is iets ‘natuur’ als het gebied de bestemming ‘natuur’ heeft gekregen in een omgevingsplan. Gebieden met de bestemming ‘natuur’ zijn bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, archeologische en landschappelijke waarden. Het besluit of een gebied is aangewezen als natuur kan door verschillende overheden genomen zijn:
- Een gebied kan door de gemeente zijn bestemd als natuur in het omgevingsplan.
- Daarnaast kan het gebied onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Brabant. Het NNB maakt deel uit van het NNN (Natuurnetwerk Nederland). Dit is een landelijk besluit waarbij het Rijk systeemverantwoordelijk is voor de natuur in de rijkswateren. Op het land zijn de provincies voor de natuur het bevoegd gezag. Hier vind je een overzicht van alle NNN-gebieden in Nederland.
- Het gebied kan ook een onderdeel zijn van de Groenblauwe Mantel. Dat is een beschermingszone rondom beschermde ‘natte natuur’. Deze zone wordt aangewezen door de provincie.
- Ook kan het gebied aangewezen zijn als Ecologische Verbindingszone (EVZ) door de provincie. Ecologische Verbindingszones dienen als leefgebied voor planten en dieren en als voortplantingsgebied en trekroute voor dieren.
Waterschappen spelen hierin een uitvoerende rol, omdat de zones vaak langs waterlopen liggen. De gemeenten hebben deze zones benoemd in de omgevingsplannen. De provincie zorgt voor bescherming van deze zones via de Omgevingsverordening. - Tenslotte kan het gebied aangewezen zijn als Natura 2000–gebied. De Natura 2000-gebieden en de aanwezige flora en fauna hierin zijn volgens de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn beschermd. Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden.
- 4. Wat is een coulissenlandschap en wat zijn aardkundige waarden en hoe worden die beschermd?
Coulissenlandschap
Het coulissenlandschap is te herkennen aan de vele onregelmatige en kleine percelen die door struiken, bomen, heggen en houtwallen van elkaar worden afgescheiden. Naast de cultuurhistorische waarde die het landschap heeft, heeft het landschap ook een grote ecologische betekenis. De afscheidingen tussen de percelen dienen als verbindingszones en broedplaatsen voor dieren. Daarnaast fungeren de afscheidingen als windbrekers en worden de percelen beschermd tegen bodemerosie. Het Groene Woud is bijvoorbeeld een Nationaal Landschap waar het coulissenlandschap zich afwisselt met ruig natuurgebied.
Provincie Noord-Brabant heeft 12 Brabantse landschappen beschreven om de kwaliteiten van deze landschappen te versterken bij toekomstige ontwikkelingen. Hieronder vallen ook de landschappen Baronie en Kempen met een kenmerkend coulissenlandschap.
Aardkundige waarden
Aardkundige waarden zijn onderdelen van het landschap die iets zeggen over de natuurlijke ontstaanswijze van een bepaald gebied. Het gaat hierbij om verschijnselen die ontstaan zijn door water, wind, ijs en/of tektoniek. Onder aardkundige waarden vallen geologische, geomorfologische, geohydrologische en bodemkundige verschijnselen. Denk aan stuwwallen, stuifzandgebieden en hoogveengebieden.
De Aardkundig waardevolle gebiedenkaart geeft aan in welke gebieden de bestaande beleidsregels in de Omgevingsverordening van toepassing zijn.
Meer informatie over aardkundige waarden en het coulissenlandschap vind je in het gemeentelijke omgevingsplan. Daarin staan regels over de bescherming hiervan.
- 5. Hoe controleer ik een Aeriusberekening?
AERIUS is een rekeninstrument waarmee de depositie van stikstof op Nederlandse Natura 2000-gebieden berekend, geregistreerd en gemonitord wordt. AERIUS bestaat uit verschillende producten. Elk product is gericht op een specifieke taak. Meer informatie hierover vind je op: https://www.aerius.nl/. Informatie over het uitvoeren van een AERIUS berekening is te vinden op de website van BIJ12 en het RIVM.
Wanneer je de Aeriusberekening wilt laten controleren, adviseren wij een contra-expertise te laten maken. Een contra-expertise is een tegenonderzoek dat door een deskundige wordt uitgevoerd.
- 6. Hoe kom ik aan geld om een bureau in te schakelen voor contra-expertise?
Bij het uitvoeren van een contra-expertise is het van belang dat het bureau echt onafhankelijk is, niet te duur is en wil werken voor een natuur- en milieuorganisaties. Daarom hebben wij hieronder een aantal tips voor een tegenonderzoek.
Je kunt de soortenorganisaties benaderen voor informatie over een soort in een specifiek gebied. Voor de das kan bijvoorbeeld contact worden opgenomen met Stichting Das & Boom.
Daarnaast kan je op de website van het Netwerk Groene Bureaus een ecologisch adviesbureau zoeken.
Ook kun je gebruik maken van de wetenschapswinkels van universiteiten, bijvoorbeeld de Wetenschapswinkel van Wageningen Universiteit.
Tenslotte kan een crowdfunding worden opgezet. De crowdfunding kan een gedeelte of de gehele kosten van een contra-expertise of een onderzoek dekken.
Voor specifieke vragen adviseren wij je contact met ons op te nemen.
- 7. Waar is meer informatie te vinden over de m.e.r.-plicht onder de oude regelgeving en de Omgevingswet?
De Wet milieubeheer coördineert de procedures van de m.e.r. en regelt de inschakeling van de Commissie m.e.r.
Het Besluit m.e.r. geeft een beschrijving van activiteiten waarvoor de m.e.r.-plicht geldt. Ook bevat het Besluit m.e.r. vier bijlagen onderdelen A, B, C en D. Onderdelen C en D zijn van belang bij de toetsing. Onderdeel C beschrijft plannen, besluiten en activiteiten die m.e.r.-plichtig zijn. Onderdeel D beschrijft plannen, besluiten en activiteiten die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn.
Een plan is m.e.r.-plichtig als:
- Het plan leidt tot mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Volgens de Wet natuurbescherming is dan een Passende beoordeling nodig.
- Het plan kaders schetst voor toekomstige besluiten over activiteiten binnen een plangebied waarvoor een m.e.r.-beoordeling of een project-m.e.r. verplicht is.
Een project is m.e.r.-plichtig als:
- De activiteit van het project in kolom 1 van onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. is opgenomen.
- De activiteit de beschreven drempelwaarden uit kolom 2 van onderdeel C overschrijdt.
- Een besluit uit kolom 4 van onderdeel C nodig is.
Diverse tips over wanneer het verstandig is om voor een m.e.r. te kiezen staan in de Handreiking m.e.r. Voor meer informatie over procedures, wetgeving en thema’s van de m.e.r. verwijzen wij je door naar de factsheets van Commissie m.e.r. en naar het IPLO.
- 8. Wat wordt de m.e.r.-plicht onder de nieuwe Omgevingswet?
Inhoudelijk veranderde niet veel rondom de wetgeving van de m.e.r., maar procedureel wel. De Omgevingswet heeft hierbij als doel dat de toepassing van de m.e.r. vereenvoudigt wordt, waardoor het makkelijker te gebruiken is bij besluitvorming.
Plan-m.e.r.
Een plan-m.e.r. blijft onder de Omgevingswet verplicht voor plannen die kaderstellend zijn voor m.e.r.-(beoordelings)-plichtige besluiten of wanneer een Passende beoordeling gemaakt moet worden volgens de Wet natuurbescherming. Ook het advies van de Commissie m.e.r. blijft verplicht voor de plan-m.e.r. In de Omgevingswet hebben plan-m.e.r.-plichtige plannen een algemene omschrijving in plaats van de limitatieve lijsten uit de bijlage Besluit m.e.r.
Een omgevingsplan, een omgevingsvisie, een programma en een voorkeursbeslissing zijn benoemd als plan-m.e.r.-plichtig.
Voor plannen over kleine wijzigingen of over kleine gebieden geldt met de Omgevingswet een uitzondering op de plan-m.e.r. Voor deze plannen is een plan-m.e.r-beoordeling nodig. De plan-m.e.r.-beoordeling toetst voor deze plannen of het uitvoeren van een plan-m.e.r. verplicht is. Plannen zijn alleen plan-m.e.r.-plichtig als voor de activiteit milieugevolgen verwacht worden. De ‘kleine gebieden’ mogen niet groter zijn dan een gemeente.
Nieuw in de Omgevingswet is de plan-m.e.r.-beoordeling voor een programma of plan dat kaderstellend is voor m.e.r.-(beoordelings)-plichtige besluiten of projecten die niet in het Omgevingsbesluit zijn opgenomen. Een plan kan bijvoorbeeld niet in het Omgevingsbesluit zijn opgenomen, maar wel aanzienlijke milieugevolgen hebben.
Project-m.e.r.
Projecten en besluiten die project-m.e.r.-plichtig zijn worden genoemd in het Omgevingsbesluit. Eerst stonden deze in de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r. Met de Omgevingswet kent project-m.e.r. maar één procedure. Deze procedure lijkt op de beperkte procedure van nu. De huidige uitgebreide procedure verdwijnt dus. Dit heeft tot gevolg dat advies van de Commissie m.e.r. bij een project-m.e.r. niet meer verplicht is, maar vrijwillig wordt. Advies van de Commissie m.e.r kan bij complexe projecten echter wel gewenst zijn.
Voor het projectbesluit is de project-m.e.r. verplicht.
Met de Omgevingswet verdwijnen de drempelwaarden uit onderdeel D van de bijlage. Het onderscheid tussen de formele en de vormvrije m.e.r.-beoordeling vervalt hierdoor. De procedure van de project-m.e.r.-beoordeling heeft het meeste weg van de vormvrije m.e.r-beoordeling.
In bijlage V van het Omgevingsbesluit zijn de m.e.r.-plichtige en m.e.r-beoordelingsplichtige gevallen beschreven. Voorheen stonden deze in de onderdelen C en D in de bijlage van het Besluit m.e.r.
Doordat in de Omgevingswet geen concrete definitie van het bevoegd gezag is opgenomen, moet het uitvoerende bestuursorgaan door het bevoegd gezag formeel gemandateerd zijn om een m.e.r.-beoordelingsbeslissing te nemen. Dit hoefde niet onder de Wet milieubeheer.
De Omgevingswet beoogt aan de inhoud van een m.e.r. geen wijzigingen aan te brengen. De kerninstrumenten waarvoor het rapport opgesteld wordt zijn echter wel nieuw. Commissie m.e.r. onderzoekt daarom samen met de VNG en het ministerie van BZK in pilotprojecten op welke manier de m.e.r. hier het beste op kan inspelen.
Meer informatie over de m.e.r. en de Omgevingswet vind je op de Commissie m.e.r. en op het IPLO.
- 9. Wanneer moet ik iets indienen of actie ondernemen?
Er zijn verschillende manieren waarop je actie kunt ondernemen bij de besluitvorming van een project. Wat je kunt doen hangt af van de fase waarin de plannen verkeren. Het beste is om zo vroeg mogelijk betrokken te raken, want het is niet altijd mogelijk om in een later stadium nog te reageren of je mening te geven. Globaal zijn er de volgende wijzen waarop je actie kunt ondernemen:
Participatie
Participatie gaat over de fase voorafgaand aan de besluitvorming waarin belanghebbenden worden betrokken bij de besluitvorming van een plan of project. Onder de Omgevingswet is het de bedoeling de omgeving zo vroeg mogelijk te betrekken bij de besluitvorming, om zodoende de kwaliteit en het draagvlak van een plan of project te vergroten. Met zo vroeg mogelijk betrekken wordt de periode voor het moment van terinzagelegging bedoeld. Belanghebbenden kunnen op deze manier meedenken en hun wensen en ideeën inbrengen over een project. Met het ingaan van de Omgevingswet is echter niet veel veranderd op het gebied van participatie. Veel gemeenten hadden namelijk al een participatiebeleid en zijn verplicht aan te geven in het bestemmingsplan hoe de belanghebbenden zijn betrokken. Onder de Omgevingswet wordt dit aangegeven in het omgevingsplan. Het doel van participatie is dat een project of plan op draagvlak in de samenleving kan rekenen. In principe geldt participatie voor iedereen.
Inspraak
Inspraak vindt ook plaats in een vroeg stadium van besluitvorming en is de formele en minder brede vorm van participatie. Na afronding van het proces van participatie volgt inspraak. Inspraak wordt gehouden voordat definitieve besluiten genomen worden. Het plan of project wordt besproken door raadsleden en uiteindelijk wordt een besluit door de raad genomen. Gedurende deze democratische procedure kun je jouw mening laten horen en een reactie geven. Wanneer een uitgebreid participatieproces heeft plaats gevonden, kan ervoor gekozen worden om de formele inspraak te laten vervallen.
Om op de hoogte te blijven van actuele inspraak- en participatiemogelijkheden verwijzen wij naar de websites van jouw gemeente en van de overheid. Bij de emailservice van de overheid kun je je aanmelden om op de hoogte te blijven van besluiten in jouw omgeving. Voor een project in jouw directe leefomgeving adviseren wij je een brief met daarin jouw mening op te sturen.
Zienswijze
Een zienswijze kan worden ingediend wanneer een voorgenomen plan of besluit op tafel ligt. Het plan of besluit kan op dit moment nog worden aangepast. Over dit voorgenomen plan of besluit kan je een mening geven. In de zienswijze beschrijf je met welke onderdelen je het eens of oneens bent en waarom. Dit moet meestal binnen 6 weken nadat het plan of besluit bekend gemaakt is. De resultaten van de zienswijzen moeten meegenomen worden in het definitieve besluit. Een zienswijze kan zowel schriftelijk als mondeling ingediend worden bij de gemeente. Bij een schriftelijke zienswijze stuur je een brief aan de gemeente. Bij een mondelinge zienswijze wordt meestal verzocht een afspraak te maken. Meer informatie over het indienen van een zienswijze vind je hier.
Bezwaarschrift
Een bezwaarschrift kun je indienen nadat het besluit is genomen. Hierin wordt bezwaar gemaakt tegen het genomen besluit. Het bezwaarschrift wordt ingediend bij het bevoegd gezag dat het betreffende besluit genomen heeft. Dit moet binnen 6 weken nadat het besluit genomen is gebeuren. Het besluit wordt dan in behandeling genomen en eventueel heroverwogen. Hier vind je meer informatie over het indienen van een bezwaarschrift.
Beroep
Je kunt in beroep gaan wanneer je het niet eens bent met het genomen besluit op dat bezwaar. Dit wordt gedaan via een beroepschrift waarin je uitlegt waarom je het niet eens bent met het besluit op jouw bezwaar. Dit moet meestal binnen 6 weken nadat het besluit genomen is gebeuren.
Het beroepschrift wordt door de rechter behandeld en uiteindelijk geeft de rechter een oordeel over het besluit van het bevoegd gezag.
Hoger beroep
Hoger beroep vindt plaats wanneer je het niet eens bent met het besluit op jouw beroep. Voor het hoger beroep moet ook een beroepschrift worden geschreven binnen 6 weken na het besluit. Meer informatie over in (hoger)beroep gaan, vind je hier.
Voor meer informatie verwijzen wij je door naar onze juridische pagina.
- 10. Hoe kun je hydrologische effecten monitoren, onderzoeken en staven?
Vanuit de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn alle lidstaten van de EU verplicht zich aan de afspraken en doelstellingen van de KRW te houden en de toestand en monitoring van wateren te beoordelen en te beschrijven. De KRW is in 2000 opgesteld om de waterkwaliteit in Europa te verbeteren, zodat uiterlijk in 2027 al het water in Europa voldoende gezond en schoon is.
In de richtlijn zijn afspraken en milieudoelstellingen beschreven waaraan alle EU-lidstaten verplicht moeten voldoen. Om deze milieudoelen te behalen moeten de lidstaten verplicht van de KRW rapporteren over de toestand van grondwater, oppervlaktewater en beschermde gebieden. Hiervoor heeft de KRW een monitoringsprogramma opgesteld. Het monitoringsprogramma beschrijft hoe en waar de waterbeheerders monitoring uitvoeren en hoe zij de toestand en trends van het water kunnen vaststellen. Hieruit wordt bepaald of en welke maatregelen genomen moeten worden. Het monitoringsprogramma blijft met het ingaan van de Omgevingswet gelden.
Het bevoegd gezag voor het uitvoeren van monitoring verschilt per type water. Rijkswaterstaat, het ministerie Infrastructuur en Waterstaat, waterschappen en de provincie zijn vaak het bevoegd gezag hiervoor. De waterbeheerder stellen jaarlijks hun monitoringsprogramma’s bij en leggen de resultaten van een bepaald waterlichaam vast in de KRW-factsheets. De factsheets geven een uitgebreide omschrijving van de toestand en effecten per waterlichaam. Aan het einde van de KRW-planperiode worden de resultaten in het stroomgebiedbeheerplan opgenomen.
Op het Waterkwaliteitsportaal vind je overzichten van de waterkwaliteit in heel Nederland. Daarnaast vind je op de website van Informatiepunt Leefomgeving meer informatie over het monitoringsprogramma KRW en documenten voor het uitvoeren van monitoring.
Daarnaast biedt DINOloket toegang tot uitgebreide grondwatergegevens over de Nederlandse ondergrond. Onder het kopje grondwatermonitoring bij ondergrondgegevens vind je per meetpunt uitgebreide basisgegevens en informatie over de grondwaterstand. Bij de ondergrondmodellen vind je kaarten en informatie over grondwaterspiegel en grondwatertrappen.
Meer informatie over hydrologie is ook te vinden op website van STOWA.
- 11. Hoe werkt monitoring, hoe kun je dat doen of laten doen en wat zijn parameters?
Het doel van monitoring is het ontdekken van relevante ontwikkelingen, het ontwikkelen van nieuw beleid of het volgen en evalueren van de effecten van een genomen maatregel. Zo kan bijvoorbeeld de grondwaterstand, de stikstofdepositie of de insectenstand worden gemonitord.
Het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) voert in samenwerking met burgers en organisaties onderzoek en monitoring uit van de natuur in Nederland. Er worden doelen voor de monitoring gesteld en het NEM zorgt voor een optimale verzameling van data en trends. De verzamelde resultaten worden door het CBS gecontroleerd. Bij het uitvoeren van monitoring werkt het NEM samen met het CBS, Planbureau voor de Leefomgeving en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Naast de verzamelde data en trends biedt het NEM ook veel verschillende handleidingen voor monitoring aan. Deze handleidingen vind je hier.
Een parameter is een meetbare en variabele eigenschap waaraan een waarde wordt gegeven. Met behulp van deze waarde kunnen andere grootheden berekend worden. Voorbeelden van parameters zijn het kooldioxidegehalte van de lucht, de zeespiegel, aanwezigheid van bepaalde diersoorten en de veiligheid van een waterkering.
Voor meer informatie over hoe je monitoring uitvoert en hoe je een plan voor monitoring opstelt verwijzen wij je naar de volgende voorbeelden:
- Monitoring waterveiligheid, door Informatiepunt Leefomgeving
- Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, door het CBS
- Monitoringseisen CO2-uitstoot, door Nederlandse Emissieautoriteit
- Monitoring Natuur, door Bij12
- 12. Waarom is stikstof zo slecht voor natuur en landschap?
Op zichzelf is stikstof niet schadelijk. Stikstof (N2) is namelijk voor de groei van planten een belangrijke voedingsstof. Het is samen met fosfaat essentieel voor het vormen van eiwitten. In combinatie met waterstof en zuurstof vormt stikstof verbindingen als ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx). Ammoniak en stikstofoxiden zijn echter wel schadelijk voor de natuur wanneer er te veel terechtkomt in de bodem of het water. Stikstofoxiden komen vooral door het verbranden van fossiele brandstoffen in de lucht. Ammoniak komt vooral vrij door de verdamping van urine en mest uit de landbouw.
Door een teveel aan ammoniak en stikstofoxiden in de bodem ontstaan twee effecten op de natuur:
Vermesting
Een overmaat aan de voedingsstoffen stikstofoxiden en ammoniak in de bodem hebben een sterk vermestend effect tot gevolg. Planten die goed gedijen op stikstof, zoals grassen, bramen en brandnetels, groeien hierdoor erg hard. De planten die niet goed tegen stikstof kunnen worden verdrongen en verdwijnen. Insecten en dieren die afhankelijk zijn van deze planten verdwijnen ook. De begroeiing wordt eenzijdig met een kleine diversiteit aan planten- en diersoorten als gevolg. Dit is slecht voor de biodiversiteit.
Ook in het water heeft een overschot aan stikstofoxiden en ammoniak een vermestend effect. Teveel stikstof in het water zorgt voor veel algengroei. Dit heeft tot gevolg dat het water minder zuurstof bevat. Vissen en waterplanten kunnen hier niet in leven en verdwijnen.
Verzuring
Naast vermesting kan de bodem ook verzuren. Als gevolg van het neerslaan van ammoniak op de bodem verzuurt de bodem. Door verzuring van de bodem treedt een onbalans in voedingsstoffen op. Er ontstaat een overschot aan stikstof en een tekort aan de belangrijke mineralen kalium, calcium en magnesium. Planten die niet goed gedijen op een zure bodem zullen verdwijnen, omdat de juiste voedingsstoffen voor die planten ontbreken. Als gevolg van de verzuring bevat de bodem ook minder kalk. Dit levert een probleem voor bepaalde vogels, zoals de koolmees. Door een gebrek aan kalk zijn de eierschalen van koolmezen te dun en hebben de koolmezen zwakke botten.
- 13. Waarom is biodiversiteit zo belangrijk?
Biodiversiteit is het totaalpakket van alle soorten dieren, planten en micro-organismen, de gevarieerde ecosystemen waar ze deel van uitmaken en de genetische variatie binnen de soorten. Het begrip omvat alle levende organismen en hun systemen en de interactie hiertussen.
Hieronder leggen wij uit waarom biodiversiteit belangrijk is en waarom we niet zonder kunnen.
Klimaatverandering opvangen
Biodiversiteit is een belangrijke factor om te zorgen dat planten en dieren niet uitsterven. De rol die biodiversiteit speelt in het opvangen van klimaatverandering is van belang. Als er veel variatie is in planten en dieren zal de natuur beter om kunnen gaan met de effecten van klimaatverandering of andere veranderingen die optreden in een gebied. Uit een onderzoek van Nature Ecology & Evolution blijkt dat en gevarieerd bos met bomen die verschillende kenmerken, en dus verschillende functies hebben (zoals schaduwvormend of lichtdoorlatend, diepwortelend of oppervlakkig wortelend) zorgt bijvoorbeeld voor een productiviteit en betere opname van CO2 dan een eenzijdig bos. Diverse natuur vormt daarnaast een natuurlijke barrière tegen de effecten van weersextremen, zoals natuurbranden, stormen en lawines.
Voedselvoorziening
De voedselvoorziening in Nederland is erg kwetsbaar voor ziektes, plagen en extreem weer, omdat ons voedsel maar van een beperkt aantal gewassen afkomt. Het behoud en de vergroting van de biodiversiteit in Nederland is daarom voor onze voedselvoorziening van belang. Zo is 75% van de voedingsgewassen gedeeltelijk of zelfs geheel afhankelijk van in het wild levende insecten voor hun bestuiving. Daarnaast kunnen we met een grote biodiversiteit gevarieerdere en betere gewassen kweken die meer bestand zijn tegen klimaatverandering en ziektes.
Ziekten en plagen tegengaan
Ook is biodiversiteit belangrijk om de verspreiding van ziekten en plagen tegen te gaan. Soorten zijn van elkaar afhankelijk. Wanneer een soort verdwijnt, kan dit leiden tot een kettingreactie. Sommige soorten zullen hierdoor niet kunnen overleven. Andere soorten kunnen het juist heel goed gaan door, waardoor een plaag kan ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan de Japanse duizendknoop of de eikenprocessierups. Meer biodiversiteit zorgt voor minder kwetsbare soorten en zorgt ervoor dat ziekten en plagen zich minder snel verspreiden. De mens heeft hier ook baat bij. Bij de productie van voedsel hoeven bijvoorbeeld minder bestrijdingsmiddelen gebruikt te worden. Daarnaast zullen ziekten die door mutaties gevaarlijk zijn voor de mens zich minder snel verspreiden.
Levering van grondstoffen
Daarnaast levert biodiversiteit ons veel onmisbare grondstoffen. De variatie aan planten, dieren en andere organismen levert ons een groot scala aan bouwmaterialen, vezels (zoals papier en textiel) en voeding. Biodiversiteit levert ook een bijdrage aan de waterzuivering en aan natuurlijke energiebronnen.
Welzijn
Ook speelt biodiversiteit een grote rol bij het welzijn, de gezondheid en de kwaliteit van leven van mensen. Een wandeling maken in het bos versterkt het immuunsysteem en vermindert stress. Het doorbrengen van tijd in de natuur is goed voor het mentale welzijn. Ook herstellen mensen sneller van ziektes wanneer ze zich bevinden in een groene omgeving.
Tenslotte is biodiversiteit ook belangrijk voor toerisme en recreatie, omdat biodiversiteit zorgt voor een gevarieerde leefomgeving wat esthetische waarde heeft voor de mens.
- 14. Waarom zijn ecosystemen zo belangrijk?
Een ecosysteem is het geheel aan alle dieren, planten, bacteriën en schimmels die voorkomen in een bepaald gebied. Hieronder valt ook hun abiotische omgeving en de interactie hiertussen.
In een ecosysteem is een web van voedselketens aanwezig. Een soort eet een andere soort, maar die soort wordt ook weer door een andere soort gegeten. Wanneer een soort in zo’n voedselketen wegvalt heeft dat gevolgen voor alle andere soorten in dat ecosysteem. Dit heeft tot gevolg dat voor sommige soorten hun voedselbron wegvalt. Daarnaast kan door het verdwijnen van een soort een andere soort gaan domineren. Het is dus belangrijk dat een ecosysteem in balans blijft.
De diensten die een ecosysteem levert kunnen niet worden overgenomen door technologie. Wij zijn afhankelijk van ecosystemen en hun diensten. Ecosystemen dragen het menselijk bestaan en zonder ecosystemen is leven op aarde niet mogelijk.
Foutje gezien? Mail naar communicatie@brabantsemilieufederatie.nl
Lees verder...
DOE MET ONS MEE
Sluit je aan voor een duurzaam Brabant!